Home

Gallienus was tijdens de gebeurtenissen in het oosten verwikkeld in diverse oorlogen zowel langs de rijksgrenzen als tegen usurpatoren. Om zijn leger van geld te voorzien tijdens de Germaanse oorlog werd te Colonia Claudia Ara Agrippinensium (Keulen) een munthuis geopend met personeel en materieel uit de munt van Viminacium. Deze munt sloeg voornamelijk antoniniani van redelijk zilver met veel typen die verwijzen naar de oorlog tegen de Germanen langs de Rijn. De munt kan dan ook voornamelijk gezien worden als een militaire munt die de soldij verzorgde voor de soldaten. Aurelius Victor weet te vermelden waarom Gallienus de Rijngrens hals over kop moest verlaten 'juist rond de tijd dat Licinius Gallienus krachtig de Germanen in Gallie buiten moest houden, moest hij snel naar Illyricum afzakken. Daar werd Ingenuus, die het bevel had over de Pannoniers, en na het bericht van het verlies van Valerianus lust gekregen had om te heersen, bij Mursa verslagen. Kort daarna verkreeg Regalianus bevel over het leger en over de restanten (van het leger) afkomstig uit de slag bij Mursa waardoor de strijd zich opstapelde'. De exacte datum van de opstand van Ingenuus is omstreden. Volgens de Historia Augusta kwam hij tijdens het consulschap van Tuscus en Bassus (=258) in opstand met behulp van de legioenen van Pannonia en Moesia. De Historia Augusta geeft als enige bron een datering terwijl overige antieke schrijvers de tijd van de opstand onduidelijk aangeven. Bij sommigen van hen zou men het jaar 260 kunnen afleiden na het bekend worden van de gevangenneming van Valerianus. De datering in de Historia Augusta wordt door veel onderzoekers gewantrouwd vanwege de hoge onbetrouwbaarheid van dit werk. Toch wijzen enkele onderzoekers (waaronder Armstrong) er op dat voor de periode 238-270 o.a. de schrijver Dexippus is gebruikt als bron wiens naam zelfs in het werk wordt genoemd. Deze schrijver wordt in het algemeen als betrouwbaar aangemerkt. De delen overgenomen van Dexippus zijn herkenbaar aan de dateringen die gegeven worden. Dexippus gebruikte Olympische jaren, Atheense Archontische jaren en consulaire jaren om gebeurtenissen te dateren. Vanwege het 'comperta Valeriani clade' (na het bericht van het verlies van Valerianus) in de tekst van Aurelius Victor nemen veel onderzoekers aan (waaronder Göbl) dat de opstand in 260 moet worden gedateerd, na de gevangename van Valerianus. De hier genoemde Valerianus kan ook Gallienus oudste zoon Valerianus II zijn geweest. Wat er precies gebeurd is met deze jonge Valerianus II is duister, de muntslag op zijn naam stopt ergens gedurende het jaar 258. De laatste vermelding van zijn naam in Egyptische papyri dateert van 15 februari 258 (papyrus Oxy. 1717), en de vroegste vermelding van Saloninus als Caesar van 25 juli 258 (papyrus Oxy. 2560). Geen enkele antieke schrijver weet iets over zijn verdwijning te melden buiten de Historia Augusta. Deze beschrijft hem foutief als een broer van Gallienus welke nobel was geboren maar jammerlijk werd afgeslacht. Dit impliceert dat hij een geweldadige dood stierf door moord of in een oorlog. Mogelijk is de oudste zoon van Gallienus ergens in het jaar 257 naar de Balkan gestuurd (Viminacium, Siscia of Sirmium) vanwege dreigende onvrede van de legioenen aldaar. Gallienus was steeds langs de Rijngrens en Valerianus voerde oorlog in het oosten waardoor de Balkan provincies een beetje in de steek werden gelaten. Valerianus II is daar mogelijk onder mysterieuze omstandigheden om het leven gekomen waarna Ingenuus in opstand is gekomen, hetzij uit angst voor represailles of hij maakte van de gelegenheid gebruik. Er wordt in de Historia Augusta nog een graftombe vermeld in de buurt van Milaan met de tekst VALERIANUS DE KEIZER welke inscriptie op bevel van keizer Claudius Gothicus zou zijn aangebracht. Deze tombe zou niet van de oude Valerianus zijn geweest maar van de jonge Valerianus. Deze vermelding is waarschijnlijk een verzinsel van de auteur.

De anonieme continuator van Cassius Dio weet het volgende over Ingenuus te melden: 'De vrouw van Gallienus, ontevreden over de blik op het gezicht van Ingenuus, liet Valentinus ontbieden en zei: ik ken uw karakter en ben blij met de mening van mijn man over u maar niet met zijn mening over Ingenuus. Ik heb een diep wantrouwen tegen hem maar ik kan niet tegen de wil van de keizer ingaan maar houd hem goed in de gaten. Valentinus antwoordde: dat Ingenuus zich ook bovenal loyaal moge tonen aan uw zaak, maar ik zal niets nalaten te doen dat binnen mijn macht ligt om mijn goede wil te tonen tegenover uw familie'. En verder 'In de oorlog tegen Ingenuus doodden vele zoons vaders en broeders en eentje bracht zijn eigen broeder voor Gallienus en zei: mijn keizer, dit is mijn broeder, ik heb hem tijdens de strijd gevangen genomen. De keizer, denkende dat hij de vrijlating van zijn broer wenste, was instemmend en prees hem, beloofde hem geschenken en vergiffenis voor zijn misdaad van majesteit schennis. Maar de soldaat zei dat een man die eens de wapens had opgenomen tegen zijn keizer niet zou mogen liegen en hij doodde hem met zijn zwaard. Gallienus was onaangenaam verrast door deze onverwachte daad maar liet hem ongestraft. Claudius was in de strijd gewond geraakt aan zijn enkel en de keizer informeerde met bezorgdheid naar hem. Een van de soldaten zei dat hij gewond was geraakt vechtend zo nobel als Achilles en nu behandeld werd in zijn tent. De keizer zei dat het dan gepast was dat hij gewond was geraakt aan zijn enkel'.

Over deze periode weet EUTROPIUS ook kort iets te vermelden: 'Gallienus wist in zijn beginjaren vele nobele daden in Gallia en Illyricum te bewerkstelligen. Hij doodde Ingenuus die het purper had aangenomen bij Mursa en Regalianus. Daarna werd hij inactief en achteloos en gaf zich over aan de goede dingen in het leven'. Dat niet alleen Claudius (de latere keizer Claudius Gothicus) bij de slag tegen Ingenuus aanwezig was weten we van ZONARAS, deze schrijft over deze periode: 'Auriolus was afkomstig uit het land van de Getica later Dacia genaamd en kwam uit een onbelangrijke familie en was schaapherder geweest. Het lot had grotere plannen voor hem. In militaire campagnes werd hij zo bedreven dat hij aan het hoofd werd gesteld van de Romeinse cavalerie. Omdat hij hier zeer goed in was stond hij in aanzien bij Gallienus. Toen de soldaten in Moesia in opstand kwamen en Ingenuus tot keizer uitriepen trok Gallienus tegen hem op nabij Sirmium. Andere aanvoerders brachten Maurousii [Moren?] mee die naar men zegt afstamden van de Meden. Aureolus trad op als commandant van de cavalerie waarbij hij veel aanhangers van Ingenuus doodde en de rest op de vlucht joeg. Ingenuus zelf besloot te vluchten maar werd vermoord door zijn lijfwacht'.

De soldaten die Ingenuus hadden gesteund in de slag bij Mursa vonden hun toevlucht in Pannonia bij Regalianus. Deze moet de opstand zeer kort na de val van Ingenuus hebben voortgezet, Aurelius Victor gebruikte als tijdsaanduiding 'mox', spoedig daarna (na de opstand van Ingenuus). Tegen Regalianus hoefde Gallienus niet echt in actie te komen omdat deze uit de weg werd geruimd door zijn eigen leger en de Roxolani, de plaatselijke bewoners, omdat men de wraak van Gallienus vreesde.

Na het van het toneel verdwijnen van Valerianus II werd medio 258 de jongste zoon van Gallienus, Saloninus, Caesar gemaakt. Gallienus nam hem met zich mee naar Keulen nadat in noord Italië en op de Balkan blijkbaar weer orde op zaken was gesteld. Tijdens de Germaanse invallen in de periode 258-260 heeft Gallienus hulp gehad van Postumus. Deze was een generaal of mogelijk gouverneur van een Rijnprovincie en moet een grote rol in de overwinningen op de Germanen hebben gehad. In deze periode werd Gallienus GERMANICVS MAXIMVS V, een titel die Postumus ook overnam op een vroege uitgave van Sestertii op zijn naam. Over de gebeurtenissen in de jaren 259-260 schreef ZONARAS: 'Gallienus moest het opnemen tegen de mannen (Gothen) die zich toegang tot Italië hadden verschaft en Thracia verwoesten (259?). In de buurt van Milaan kwam het tot een treffen met ca. 300.000 Alemannen waarvan hij er myriads versloeg (260?)'. Aurelius Victor vermeld dat Gallienus na aanvallen van Marcomannen in Pannonia Superior een verdrag afsloot met een Marcomannen koning en hij nam diens dochter, Pipa als concubine.

Uit de tijd van de plundertochten van de Scythen, de invallen op de Balkan tot in Italië zelf en de opstand van Ingenuus stammen waarschijnlijk deze verslagen van ZOSIMUS die vervolgt: 'Met het oosten in deze staat overheerste er een universeel gevoel van verwarring en zwakheid. De Scythen waren unaniem verenigd tot één geheel uit iedere natie in hun land. Een deel van hun leger plunderde Illyricum en verwoeste haar steden terwijl het andere deel Italië binnen viel tot nabij Rome. Gallienus was in de tussentijd nog steeds aan de andere zijde van de Alpen verwikkeld in de Germaanse oorlog. De senaat zag Rome in zo een direct gevaar dat alle soldaten in de stad werden gemobiliseerd samen met de sterkste burgers. Zij vormden een leger groter in aantal dan dat van de barbaren. De barbaren waren hierdoor gealarmeerd waardoor zij bij Rome wegtrokken maar de rest van Italië plunderden. In deze tijd dat Illyricum zuchtte onder de onderdrukking van de barbaren en het hele Romeinse rijk in zo een desolate staat was dat zij bijna was geruïneerd brak de pest uit in verschillende steden die heviger was dan elke voorgaande uitbraak. De misère die de barbaren het volk had gebracht werd zo verlicht, zelfs de zieken prezen zich gelukkig. De steden die door de Scythen waren ingenomen werden door hen verlaten'. De schrijver Orosius vermeld veelal dezelfde zaken namelijk dat de Germanen door Rhaetia over de Alpen Italië binnen trokken zover westwaarts als Ravenna. Hiervan maakt ook Eutropius vermelding. 'De Alemannen schuimden de Gallische provincies af en trokken zelfs Italië binnen. Een invasie van de Gothen ruïneerde Griekenland, Pontus en Asia. Dacia voorbij de Donau was voor altijd verloren. De Quadi en de Sarmaten plunderden de Pannonische provincies. De Germanen roofden Spanje leeg en namen het in bezit. De Parthen (Perzen) namen Mesopotamia in en vernielden Syria compleet'. Verder vermeld Orosius: 'Nog heden ten dage bestaan er in diverse provincies arme en onbelangrijke nederzettingen in de resten van wat eens grote steden waren. De stad Tarraco in Spanje is er bijvoorbeeld een van. Verder waren er diverse opstanden van usurpatoren. Burgeroorlogen braken uit en overal stroomde het Romeinse bloed terwijl Romeinen en Barbaren hun woede bekoelde. Maar snel daarna veranderde de wraak van God in genade. Eerst werd Ingenuus die zich het purper had toegeëigend gedood bij Mursa. Daarna usurpeerde Postumus in Gallia maar dat bracht alleen maar geluk voor de staat. In de loop van 10 jaar tijd verdreef hij de vijanden en herstelde de verloren gegane provincies in hun oude glorie. Hij werd vermoord in een muiterij van de soldaten. Aelianus die een revolutie plande te Mainz werd verslagen'. Het verslag van Zosimus sluit hier op aan en vervolgt: 'Gallienus, verstoord door deze gebeurtenissen, keerde terug naar Rome om Italië te bevrijden van de oorlog met de Scythen. Het was in deze periode dat Cecrops, een Moor, Aureolus en Antoninus, met vele anderen tegen hem samenspanden. Van hen werd het grootste deel gestraft en onderworpen, alleen Aureolus kon volharden in zijn vijandschap tegen de keizer'. De Cecrops en de Antoninus die Zosimus hier noemt dateren mogelijk niet uit deze periode. Cecrops is mogelijk de Cecropius die de Historia Augusta noemt. Dit was de aanvoerder van een contingent Dalmatiërs en deed mee in het complot om Gallienus bij Milaan te vermoorden wat uiteindelijk ook lukte. De Antoninus is mogelijk Uranius Antoninus die een rol speelde in de periode 252-254 in Emesa.


Literatuur:

[Aurelius Victor] - Liber de Caesaribus (ca. 320-390).

[Historia Augusta] – zou geschreven zijn door Aelius Lampridius, Aelius Spartianus, Iulius Capitolinus, Vulcacius Gallicanus, Trebellius Pollio en Flavius Vopiscus (ca. eind 4e eeuw).

[Göbl 2000] - Die Münzprägung der Kaiser Valerianus I./Gallienus/Saloninus (253/268), Regalianus (260) und Macrianus/Quietus (260/262). MIR Bd. 36. Wien 2000.

[Anonieme continuator van Cassius Dio] – Waarschijnlijk Petrus Patricius (Peter de Patricier ca. 500-565).

[Eutropius] - Breviarium Historiae Romanae (ca. 330-380).

[Zonaras] – Epitome Historiarum (ca. 1150).

[Zosimus] – Historia Nova (ca. 498-518).


Home